Onze dorpen kennen de nodige pareltjes: prachtige panden of plekjes die blijk geven van ons fascinerende verleden. Op dit moment zijn we druk bezig om deze historische monumenten van informatieborden te voorzien. Op deze borden staat ook een QR-code, die leidt naar deze pagina. Aangezien er nog veel borden afgerond en geplaatst moeten worden, zal deze pagina zich geleidelijk vullen. Geen zorgen, uw geduld zal beloond worden!
Spring gelijk naar Avenhorn, De Goorn, Grosthuizen, Oudendijk of Scharwoude.
Avenhorn
De Groene Toren
‘Werk in uitvoering’

De Goorn
Maria-oord
Voormalig klooster van de zusters Dominicanessen van Neerbosch, in 1938-’39 gebouwd in traditionalistische stijl naar ontwerp van de Haagse architect Nicolaas Molenaar junior. Eerder had hij voor dezelfde congregatie al een klooster in Den Haag ontworpen. Ook de kerk in Zuidermeer is van zijn hand. Maria-oord werd gebouwd door aannemer J.A. Snelder & Zn. uit Laren met inschakeling van werklozen uit de parochie.
Aanvankelijk werden de zusters die les gaven aan de naastgelegen St.-Rosaschool (1935) elke schooldag met een auto opgehaald uit hun klooster in Obdam en ’s middags teruggebracht. Een klooster in De Goorn zou aan dit gereis een einde kunnen maken. Na veel gedoe over huren van een bestaand pand of nieuwbouw en waar dan, viel de keus op een links van de Rosaschool staand dubbel woonhuis eigendom van de parochie. Dit werd gesloopt nadat voor de twee gezinnen vervangende woonruimte was gebouwd (Nicolaas Koppesstr. 1-3). Architect Molenaar kreeg opdracht voor het ruime bouwterrein een klooster te ontwerpen voor tien zusters.
Het terugliggende gebouw bestaat uit een hoge voorbouw evenwijdig aan de weg, met op de verdieping de voormalige kapel, en haaks hierop een lager achterdeel. Hier bevonden zich de recreatieruimte, de refter, de keuken en op de verdieping de kloostercellen. De drie paar spitsboogvensters van de kapel waren oorspronkelijk kleiner, zoals nog te zien op deze ansichtkaart uit 1947. Bovenin de rechterzijgevel hing een angelusklokje dat in 1943 geroofd werd door de Duitse bezetter. In 1972 verruilden de zusters het te groot geworden klooster voor een nieuwbouwwoning in de Overdorpstraat. Maria-oord werd een gezinsvervangend tehuis. Na meerdere functiewijzigingen is het nu een Beschermd Wonen locatie voor volwassenen. In de Veenhoperkogge van 2004 en die van 2005 is een uitgebreid artikel verschenen over dit klooster (zie hier).
St.-Rosaschool
Voormalige rooms-katholieke kleuter- en naaischool uit 1935. De school is gebouwd door aannemer G. Kunst uit Avenhorn als tweebeukige middengangschool met vier lokalen: twee aan de voorzijde voor de kleuters, linksachter hun speellokaal en rechtsachter een naailokaal met paskamer. Pastoor L. Jansen van De Goorn ontwierp het gebouw met hulp van bouwkundig ingenieur Van der Heide.
Tot dan gingen de kleuters uit de parochie naar de r.-k. kleuterschool in Spierdijk. Om ook in De Goorn (niet gesubsidieerd) kleuteronderwijs mogelijk te maken, waren onbezoldigde zusters onontbeerlijk. De Congregatie van Zusters Dominicanessen van Neerbosch bleek bereid om vanuit haar klooster in Obdam zusters voor de nieuwe school beschikbaar te stellen en de bouwkosten te betalen. De parochie zorgde voor het perceel grond en zegde jaarlijks ƒ 100,- toe, zodat kinderen van arme gezinnen minder of geen schoolgeld (ƒ 0,25 per week) hoefden te betalen.
Tot de ingebruikname van het naastgelegen klooster Maria-oord in 1939 werden elke schooldag drie (later vier) zusters met de auto opgehaald uit Obdam om les te geven aan de nieuwe school die vernoemd is naar Rosa van Lima, een Peruaanse heilige. De favoriete zuster van de kleuters was de lieve zuster Pancratia Winters. In 1981 is de school verbouwd tot dagverblijf voor gehandicapte kinderen en in 2014 tot vier appartementen. Zie voor meer informatie het artikel over Maria-oord in de Veenhoperkogge van 2004 (hier te vinden).
Grosthuizen
De kerk en klokkenstoel
Op de plek van de klokkenstoel stond al in de middeleeuwen een kerk, gewijd aan de heilige Martinus. Eeuwenlang was dit de plek waar zelf de mensen uit Beets en Oudendijk naar de kerk gingen, want zij kregen pas eind vijftiende eeuw een eigen kerk. Er liep zelfs een kerkepad door het Beschoot en de Beetskoog. In 1572 werd Grosthuizen al vrij snel protestants, maar grofweg de helft van het dorp bleef katholiek. Uiteindelijk werden die bediend in De Goorn, al had Grosthuizen later ook nog een eigen katholieke schuilkerk.
In 1870 werd de oude kerk gesloopt en vervangen voor een nieuwe. Voor deze gelegenheid werd er ook een ‘nieuwe’ klok gekocht. Dit was een Hemonyklok uit Amsterdam, waar ook onze historische vereniging naar vernoemd is. Deze kerk was helaas slecht gebouwd en stond daarom geregeld in de steigers. Het verhaal gaat dat dit kwam doordat het café net iets te dichtbij de kerk stond voor de bouwvakkers. Daarom werd de kerk alweer in 1962 gesloopt. In 1974 kwam de klok weer terug op de oude vertrouwde plek, in de klokkenstoel (klik hier voor meer informatie over de klok en de stoel).
Kaasfabriek Welgelegen
Eeuwenlang maakten vrouwen kaas op eigen boerderij, maar als gevolg van de industrialisatie en de landbouwcrisis (1878-1895) schoten in de jaren rond 1900 de zuivelfabrieken als paddenstoelen uit de grond. Zo ook te Grosthuizen. In het voorjaar van 1901 kwamen zes boeren en twee boerinnen bijeen om de kaasfabriek op te richten. Ze kwamen niet alleen uit Grosthuizen, maar ook uit Scharwoude. Ieder stortte 1500 gulden als startkapitaal, waarna de fabriek gebouwd kon worden. Deze verrees op de plaats waar nu de vier-onder-een-kapwoningen staan. De oprichters vormden zelf het bestuur. Directeur Dirk Pz. Schuijtemaker verzorgde tevens de kaasverkoop en vormde met Jan Hoek Spaans als secretaris-penningmeester het dagelijkse bestuur.
In deze zuivelfabriek ging het hoofdzakelijk om het maken van kaas en vanaf de jaren dertig ook boter. In de eerste jaren werd deze klus gedaan door Klaas Brouwer en zijn vrouw Maartje Smit. Ze woonden in een woninkje aan de fabriek. In de loop der jaren zijn er echter meerdere kaasmakerfamilies geweest, met namen als Mienis, Pijper, Speur en tot slot Klaas Visser. De boeren brachten eerst zelf hun melk in melkbussen naar de fabriek. Ze kregen dan het restproduct wei mee terug, om de varkens mee vet te mesten. Pas begin jaren dertig werd de melk tweemaal daags door een melkrijder opgehaald. In 1941 fuseerde de fabriek met die van Oudendijk, waarna het pand in de oorlog nog korte tijd dienst deed als gaarkeuken. In 1949 werd de fabriek gesloopt en het materiaal hergebruikt bij de bouw van de huidige vier-onder-een-kapwoningen. In de Veenhoperkogge van 2006 verscheen een uitgebreid artikel over deze kaasfabriek (de digitale versie vindt u hier).
Oudendijk
Bommen op Oudendijk
Het is 10 maart 1942. Een groep Vickers Wellington bommenwerpers vertrekt om 19.32 uur vanaf de basis Elsham Wolds in Engeland. Doel: Essen, Duitsland. Oudendijk ligt in de vliegroute. Eén van de vliegtuigen krijgt te maken met ijsafzetting op de vleugels en verliest daardoor hoogte. Er is maar één oplossing: een deel van de bommenlast droppen. Om 21.15 uur geeft Flight Officer Ward het commando vier 500-ponders te lossen zodat ze veilig op een open veld of in zee kunnen vallen.
De eerste bom komt neer op het land naast het gemaal Beetskoog (1877), het land waar nu het nieuwe gemaal staat. De families Worp, de familie Been en de vier families in het Armenhuis schrikken enorm van de explosie.
De tweede en derde bom ontploffen verderop: één op het land waar nu de A7 over loopt, dicht tegen het dijkje aan tegenover nummer 95. Onder meer de huizen van de families Van den Oever, Leeuw, Van der Meer en Has lopen grote schade op. De andere bom valt ongeveer tegenover nummer 101: bevroren brokken grond storten op het huisje op het erf en op de boerderijen van Krijgsman en Nieuwland.
De vierde bom ontploft midden op het dikke ijs van de ringvaart. Er ontstaat een grote waterzuil; grote brokken ijs vliegen rond en beschadigen voornamelijk het huis van Eijsker ertegenover, zo erg dat burgemeester Stam het huis onbewoonbaar verklaart. Door de inslag van de bom zijn de grond en de muur langs de vaart ongeveer een halve meter verplaatst. Dat is tot op de dag van vandaag zichtbaar.
Als de bom op de muur of de weg was gevallen, zou de polder Beschoot ondergelopen zijn met alle gevolgen van dien. Was de bom op de Beetskoogkade gevallen, dan zou de polder Beetskoog onder water zijn gelopen. Oudendijk en omgeving zijn aan een ramp ontsnapt.
De bommenwerper kan na de dropping zijn weg vervolgen. Volgens de vluchtgegevens landt de Vickers Wellington om 01.29 uur weer op de basis.

Muraltmuur
De Westfriese Omringdijk blijkt begin 1900 op veel plekken in Oudendijk te laag. Ook lekt de dijk bij hoog water in de Beemster Uitwatering. Zozeer dat de graven op het kerkhof vol water staan en onder de vloer van de school (gesloopt) naast de kerk een meter water staat. Ambacht Drechterland, eigenaar, besluit in te grijpen.
De goedkoopste optie, de kade langs de vaart verhogen, levert een te smalle weg op. Daarom wordt gekozen voor een betonmuur als dijkverhoging. Deze is door de opzichter van het ambacht Willem van der Oord ontworpen volgens een nieuw systeem ontwikkeld door jhr.ir. Robert de Muralt van het Waterschap Schouwen. De naar hem vernoemde muraltmuur is circa één meter hoog en samengesteld uit afwisselend muurmoten en tussenlijsten van gewapend beton, toen een heel modern materiaal. Ondergronds rust de betonmuur op een houtconstructie met een dubbele rij palen waartussen een damwand. Vanaf 1906 zijn muraltmuren aangelegd, hoofdzakelijk in Zeeland.
Vanwege de hoge kosten van een muraltmuur besluit Drechterland in 1910 eerst twee proefstukken aan te leggen bij de grootste probleemplekken: 194 meter tegenover de kerk en 84 meter oostelijk van Dorpsweg 62. Het werk wordt uitgevoerd door aannemer Christiaan Breg uit Beets. Op de foto zien we de muraltmuur ter hoogte van de kerk. Vanwege de bocht is deze vermoedelijk naderhand voor het verkeer rood en wit geverfd. Na aanleg van de twee proefstukken blijkt dat de dijk daar ‘zoo dicht is als ooit.’
Vervolgens wordt de muraltmuur tussen 1911 en 1921 in zeven fasen verlengd tot aan de IJsselmeerdijk, een totale lengte van ruim drie kilometer. De deeltrajecten worden gegund aan Westfriese aannemers waarvan vier aan Jan Ooms Pzn. uit Grosthuizen. De laatste fase tussen spoorlijn en IJsselmeerdijk is in 1921 uitgevoerd door betonspecialist firma J. Haitsma uit Harlingen naar een verbeterd ontwerp van ingenieur Bastiaan Verhey. Muraltmuren zijn inmiddels zeldzaam en die in Oudendijk is de enige bewaard gebleven muraltmuur in Noord-Holland. Een historisch waardevolle constructie die laat zien hoe innovatief met dijkverhoging werd omgegaan. De muraltmuur in Oudendijk is beschermd als provinciaal monument en in beheer bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zie voor meer informatie ook de Veenhoperkogge van 2025, waarin een uitgebreid artikel over de muraltmuur is opgenomen.
Scharwoude
Dijkmagazijn (zwarte schuur)
De zwarte schuur was oorspronkelijk een dijkmagazijn van het hoogheemraadschap. In 1675 brak de Westfriese Omringdijk door. De watermassa zorgde voor veel schade en om dat in de toekomst te voorkomen, besloot men om dijkmagazijnen te bouwen langs de dijk. In deze magazijnen kon het waterschap materiaal bewaren als zandzakken, palen, zeilen, kruiwagens en scheppen. In geval van nood had men dan materiaal dichtbij om direct zwakke plekken in de dijk te versterken, zodat het niet tot een doorbraak zou komen. Zo kwam er dus ook een dijkmagazijn te Scharwoude, een stuk noordelijker dan het huidige.
In 1916 was er een zware stormvloed, maar door snel handelen, kon een doorbraak net voorkomen worden. Desondanks besloot men dat de dijken verstevigd moesten worden. In 1922 begonnen de werkzaamheden. De klei werd met behulp van rails en locomotieven langs de dijk vervoerd. De dijk moest verhoogd en verbreed worden. Veel dijkwoningen moesten wijken, zoals de huizen van de families Beunder, De Hart, Liets, Mooij en Schuffel. Nadat het dijkwerk in 1923 voltooid was, werden rails en locomotieven afgevoerd. Dat verliep niet bepaald vlekkeloos: de op dekschuiten geladen locomotieven raakten te water tijdens een fikse storm. Zie voor meer informatie over de dijkversterkingen ook het volgende ‘monument’ hieronder (de Karperput).
In 1923 werd er eveneens een nieuw dijkmagazijn gebouwd door aannemer Johannes Bot uit Wervershoof. Dat is de zwarte schuur die hier nog steeds staat. Toen de bouw in augustus was begonnen, attendeerde de burgemeester van gemeente Avenhorn erop dat er helemaal geen vergunning was aangevraagd. De opzichter van de werken, de heer De Hoog, leverde daarop binnen enkele dagen de benodigde stukken aan. Zo kon de vergunning binnen acht dagen na de attentie van de burgemeester alsnog verleend worden.
Bijna een eeuw werd later de knoop werd doorgehakt om de dijken wederom te verstevigen. Daarop besloot Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het in onbruik geraakte dijkmagazijn om te bouwen tot vakantiewoning. Sinds juni 2025 zijn er hier daarom geen zandzakken en zeilen meer te vinden.
Karperput
In het meertje de Simaja Karperput wordt thans goed gevist, maar eeuwenlang graasden hier koeien, met als laatste het vee van Maartje Spaans en Remmet de Groot. In 1921 verkochten zij twee percelen grond aan het ambacht Drechterland, dat verantwoordelijk was voor het dijkonderhoud. Bij de stormvloed van 1916 waren rond de Zuiderzee namelijk veel dijken doorgebroken. Hoewel de Westfriese Omringdijk standhield, wilde men alle dijken verstevigen.
Zo ook te Scharwoude en dus was er grond nodig. Het weiland van De Groot-Spaans werd daarom omgetoverd tot kleiput. Het eerste echte dijkwerk begon in 1922. Uit grondboringen bleek dat de bruikbare klei op ruim twee meter diepte lag. De klei werd met locomotieven en wagons uit de put gereden, want over de gehele lengte van de dijk was een wirwar van rails aangelegd.
Tegen april 1923 kwam men echter tot de conclusie dat de twee aangekochte percelen niet voldoende klei bevatten voor het dijkwerk. Waarnemend dijkgraaf Jan Hoek Spaans sloot daarom direct een akkoord met het echtpaar De Groot-Spaans. Men zou ook klei winnen uit een gedeelte van een derde perceel ten noorden van de eerdere twee percelen. Na afloop zou Drechterland zorgen voor een mooie scheidingssloot. Waarschijnlijk werd het graafwerk in 1923 afgerond, want eind augustus van dat jaar werden de gebruikte locomotieven en wagons afgevoerd.
De kleiput vulde zich met water en werd zo een meertje, al weten we helaas niet precies wanneer er de eerste karpers werden losgelaten. In de jaren 1970 volgde er naast het meertje een horecagelegenheid, gebouwd door aannemer Koedooder uit Blokker. Ooit droeg deze eveneens de naam De Karperput, maar tegenwoordig is het Ootje Konkel. We kunnen daar dan wel geen karpers eten, maar wel heerlijke pannenkoeken. Zie voor meer informatie de Veenhoperkogge van 2023 (hier te vinden) en de bovenstaande tekst over de zwarte schuur.










































































